12 mei 2020: Dag van de 127.681 Verpleegkundigen
De verpleegkundigen staan op scherp!
Ten gevolge van een mondiale pandemie staat het globaal verpleegkundig potentieel op een ongeëvenaarde manier maatschappelijk in de belangstelling. Op 12 mei vieren we naar jaarlijkse gewoonte de Internationale Dag van de Verpleegkundigen. Bovendien is 2020 het wereldwijde Jaar van de Verpleegkundige. Deze datum vormt dus een uitgelezen moment om de belangen van verpleegkundigen luid en duidelijk te laten weerklinken. Ook in ons land, want meer dan ooit verdienen onze verpleegkundigen het om gehoord te worden. Zij hebben recht op inspraak in de beleidsdossiers die intussen (opnieuw) op de regeringstafels liggen. Het beleid zou een totaal verkeerd signaal de wereld insturen om in deze tijden boven hun hoofden te beslissen. Een signaal dat zou getuigen van een flagrant gebrek aan respect, erkenning én waardering.
Al voor de COVID-19-pandemie waren de uitdagingen en de pijnpunten van het verpleegkundig beroep afdoende gekend. De wensen van verpleegkundigen werden de afgelopen jaren meermaals duidelijk kenbaar gemaakt. Nu is de tijd aangebroken om die wensen te doen gelden als eisen. Verpleegkundigen hebben zowel op korte als op lange termijn geen baat bij creatieve beleidsoplossingen die problemen slechts tijdelijk wegwerken. Het NVKVV is steeds een constructieve partner geweest van het beleid. Voor al onze leden eisen wij daarom in het bijzonder een visie van het beleid op de moderne invulling van het verpleegkundig beroep met zijn beruchte tekorten.
Deze eis zetten we kracht bij met de volgende negen verwachtingen:
- Betaalbare en toekomstgerichte gezondheidszorg en welzijn.
- Van aanbodgestuurde naar vraaggestuurde zorg
- Efficiëntere inzet van verpleegkundige expertise
- Dringende herziening van het verpleegkundig beroep per KB sinds de jaren 1960
- De 'olifant in de kamer' conform het subsidiariteitsprincipe
- Evenredige verloning voor alle verpleegkundigen
- De gespecialiseerde- of referentieverpleegkundige verankeren in de wetgeving
- Financiering van de opleiding voor gespecialiseerde of referentieverpleegkundigen
- Betrouwbaar kadaster en afgestemd opleidingsaanbod
1. Betaalbare en toekomstgerichte gezondheidszorg en welzijn
We stellen in de kantlijn vast dat het budget dat momenteel uit publieke middelen naar gezondheidszorg gaat in België hoog ligt ten opzichte van andere Europese landen. Laat ons hierbij ook niet uit de weg gaan dat België in vergelijking met andere Europese landen een hoog percentage verpleegkundigen heeft in verhouding tot het totale bevolkingscijfer maar een laag percentage in verhouding tot het aantal patiënten (patient/nurse-ratio)[1]. Daarom vragen we in de eerste plaats dat de financiële middelen die nu al worden besteed aan Belgische gezondheidszorg en Vlaams welzijn worden uitgezuiverd.
We moeten ons allemaal zeer goed bewust zijn van de impact van beslissingen die vandaag, in post-coronatijden, worden genomen op lange termijn. Uitgaven die nu worden verankerd, zullen doorschuiven naar de volgende generaties: onze kinderen en kleinkinderen. Zeker gezien de toenemende vergrijzing zullen we op dit vlak een gedeelde verantwoordelijkheid moeten nemen als we het solidariteitsprincipe in onze maatschappij staande willen houden.
2. Van aanbodgestuurde naar vraaggestuurde zorg
Sinds jaar en dag is onze gezondheidszorg aanbodgestuurd, en niet vraaggestuurd. Dat COVID-19 de gezondheidszorg bijna lam heeft gelegd, heeft bij heel wat zorgverleners vragen en een andere kijk losgeweekt: welke zorg die we vandaag verstrekken, is noodzakelijk en welke is niet verantwoord of kan op een efficiëntere en economischere manier worden verleend of opgevolgd zonder in te boeten aan zorgkwaliteit?
Binnen de zorginstellingen en eerstelijn moet de nodige actie worden ondernomen, met name door in te zetten op een efficiënter gebruik van de beschikbare financiële middelen in functie van verantwoorde bedden en verantwoordelijke zorg. Verder moet de beschikbare capaciteit aan personeel en aan test- en beschermingsmateriaal voortaan medebepalend zijn bij het uittekenen van het zorgaanbod. Dit uitzuiveren, onderzoeken en realiseren zal tijd en geld kosten! Maar we moeten het aandurven om ook daarvan werk te maken.
3. Efficiëntere inzet van verpleegkundige expertise
Door de COVID-19-crisis werden efficiëntere organisatiestructuren, taakverschuivingen en ondersteunende functies voor verpleegkundigen in de zorginstellingen, thuisverpleging en ziekenhuizen noodgedwongen in een hels tempo doorgevoerd. Er is nood aan financiering om dit verder te optimaliseren, de hoofdverpleegkundigen buiten de personeelsnorm te houden en ondersteunende functies voor verpleegkundigen te blijven voorzien. Enkel zo kan de schaarse beschikbare verpleegkundige expertise optimaal worden ingezet in functie van de verpleegkundige zorgnoden conform specifieke verworven beroepscompetenties.¹
Dit moet het mogelijk maken om de huidige normen voor verpleegkundigen te herbekijken naargelang de werkelijke verpleegkundige zorgnoden per zorgprogramma of homogene patiëntengroep. Zo is het inschakelen van verpleegkundigen enkel verantwoord als er nood is aan hun wettelijke bevoegdheden, alsook aan hun specifieke professionele verworven competenties na een bacheloropleiding van vier jaar. Verpleegkundige diagnoses stellen, beslissen om verpleegkundige handelingen uit te voeren of te delegeren en in geval van delegatie opleidingen verstrekken in en toezicht houden op technische verpleegkundige handelingen behoren uitdrukkelijk tot deze bevoegdheden. Deze maatregel komt tegemoet aan de aantrekkelijkheid van verpleegkunde en zal weerwerk bieden tegen de huidige uitstroom van verpleegkundigen in het werkveld.
4. Dringende herziening van het verpleegkundig beroep per KB sinds de jaren 1960
Het beroep van verpleegkundige moet aantrekkelijker worden gemaakt door in de eerste plaats de definitie van het beroep te herzien, maar ook door de lijst met verpleegkundige handelingen uit te zuiveren die vandaag in de WUG 2015 gebetonneerd zijn. In dat kader heeft minister De Block in maart 2017 een definitie geformuleerd die onze voorkeur geniet, en hebben de Federale Raad voor verpleegkunde en de Technische Commissie voor Verpleegkunde tussen 2016 en 2019 samenhorend adviezen uitgewerkt met betrekking tot functie- en taakdifferentiatie maar ook de ‘exclusieve’ lijst (Advies Protocolakkoord FRV en TCV 2018)² van de niet te delegeren verpleegkundige handelingen, waarvan een verantwoorde toepassing de absolute deskundigheid van een verpleegkundige vraagt. Deze adviezen zijn onlosmakelijk aan mekaar verbonden en wachten in geheel op uitvoering.
Deze grondige en gelaagde herziening zal in de eerste plaats leiden tot een nieuwe rolverdeling onder de verschillende verpleegkundige functies, zodat zij klaar zijn voor de zorgvraag die de komende decennia aanzienlijk zal toenemen. Verder zal deze herziening leiden tot meer efficiëntie en een verbetering van de zorgkwaliteit, patiëntveiligheid en werkbare interdisciplinaire samenwerking (duidelijkheid over wie wat doet).
5. De ‘olifant in de kamer’ conform het subsidiariteitsprincipe
Behalve de herziening van de WUG 2015 moet er ook een nieuw gezondheidszorgberoep worden gecreëerd, zodat een grote groep toekomstige zorgcollega’s een kortere opleidingsduur kunnen doorlopen dan die van de bacheloropleiding verpleegkunde (4 jaar) en na deze opleiding volwaardig kunnen worden ingezet en erkent. Voor dezelfde titel van verpleegkundige kunnen er in België sinds jaar en dag twee opleidingen worden gevolgd: een bacheloropleiding (4 jaar) en een beroepsopleiding (3 jaar in Vlaanderen).³ Wie de titel verpleegkunde reeds verworven heeft, behoudt deze zonder enige uitzondering. Deze maatregel gaat om de toekomstige zorgcollega’s.
Tijdens de COVID-19-crisis hebben de virologen op basis van wetenschappelijke evidentie objectief gehandeld in het voordeel van de volksgezondheid en het welzijn. Ook wij willen als beroepsorganisaties dat met objectieve evidentie aan de slag wordt gegaan met het oog op de interdisciplinaire samenwerking (duidelijkheid over wie wat doet) en om iedere betrokken zorgverlener voldoende aantrekkelijke perspectieven te bieden. Dit vraagt maturiteit en het achterwege laten van dreigementen.
De vraag naar een nieuw gezondheidszorgberoep berust op het in het Vlaams en federaal regeerakkoord omschreven subsidiariteitsprincipe, namelijk dat een theoretisch opgeleide niet dagelijks hoeft te doen wat een praktisch opgeleide kan doen. Dit ontneemt beiden immers de kans om uit te blinken in wat ze doen. Dit wordt vaak vergeten en deels opgelegd door de huidige financiering, waarbij de normen vastgepind zijn op het aantal verpleegkundigen en er onvoldoende rekening wordt gehouden met zorgtaken, ondersteunende taken, administratieve taken en logistieke taken die door andere (zorg)profielen kunnen worden ingevuld. De verankering van een duurzaam en meer praktisch opgeleide zorgprofessional zal de aantrekkelijkheid van zowel dit nieuwe beroep als de bachelor verpleegkunde een nieuw elan geven.⁴ Duidelijkheid verwerpt immers onzekerheid en stagnatie. Vervolgens ligt de oplossing voorhanden om na een grondige functie- en taakdifferentiatie de personeelsnormen en hieraan verbonden financiering af te stemmen per zorgprogramma, homogene patiëntengroep of zorginstelling.
6. Evenredige verloning voor alle verpleegkundigen
Met het dienstgebonden verloningsmodel voor verpleegkundigen heeft IFIC ingezet op een verkeerde keuze. Ongeacht de dienst of sector is er een brede waaier van verpleegkundigen nodig als we de zorg betaalbaar, flexibel en aantrekkelijk willen houden.
We vragen het uitgebreide IFIC-laken voor verpleegkundige functies te herleiden naar ‘verpleegkundige’, ‘referentieverpleegkundige binnen de dienst of afdeling’, ‘referentieverpleegkundige’ en ‘verpleegkundig specialist’. De leidinggevende functie ‘hoofdverpleegkundige kleine afdeling’ dient te worden geschrapt en de functie verpleegkundig ziekenhuishygiënist dient conform het KB te worden ingeschaald. Als laatste tolererenen we niet dat bijvoorbeeld verpleegkundigen medische beeldvorming en sociaal verpleegkundigen binnen niet-verpleegkundige beroepsfuncties worden ingeschaald, aangezien hun aansprakelijkheid per KB verschillend is.
De nomenclatuur voor thuisverpleging is niet meer afgestemd op de huidige zorgvraag, creëert administratieve overlast en is ondergefinancierd. Vertegenwoordigers voor verpleegkundigen in de raden en commissies hebben reeds alternatieven uitgewerkt waarmee dringend aan de slag moet worden gegaan.
7. De gespecialiseerde- of referentieverpleegkundige verankeren in de wetgeving
De gespecialiseerde verpleegkundige (met inbegrip van de verpleegkundig consulent) moet duidelijk worden benoemd in de wetgeving, naast de verpleegkundige en de verpleegkundig specialist. Dit creëert een duidelijke klinische ladder en verdieping onder deze omvangrijke groep van verpleegkundigen en biedt mogelijkheden om in het IFIC-verloningsmodel te differentiëren. Lees aansluitende hierop volgende punt.
8. Financiering van de opleiding voor gespecialiseerde of referentieverpleegkundigen
In 2016 werd door de bevoegde ministers beslist om de financiering voor banaba’s verpleegkunde stop te zetten en vanaf 2021 over te schakelen op postgraduaten waarvoor evenmin een financiering is voorzien. Het toeval wil dat tijdens de COVID-19-crisis net die specialisaties ertoe hebben geleid dat de crisis in ons land beheersbaar was. Op kritieke diensten hebben spoed- en intensieve verpleegkundigen de krachten gebundeld en collega-verpleegkundigen aangestuurd, zodat de zorg optimaal kon worden gemaximaliseerd. Maar ook in de woonzorgcentra hebben referentieverpleegkundigen geriatrie, palliatieve zorg, nutritie, wondzorg, enzovoort het verschil gemaakt.
We herhalen: ongeacht de dienst of sector is een brede waaier aan verpleegkundigen nodig als we de zorg betaalbaar, flexibel en aantrekkelijk willen houden. Vervolgens ligt de oplossing voorhanden om na een grondige functie- en taakdifferentiatie de personeelsnormen en hieraan verbonden financiering af te stemmen per zorgprogramma, homogene patiëntengroep of zorginstelling.
9. Betrouwbaar kadaster en afgestemd opleidingsaanbod
Zowel het Vlaamse als het federale regeerakkoord omschrijven prioritair werk te maken van een gedetailleerd en betrouwbaar kadaster van (knelpunt)beroepen binnen de gezondheidszorgberoepen. Dit initiatief komt tegemoet aan een reeds lang geleden gestelde vraag van de beroepsorganisaties. Het gebrek aan zo’n kadaster heeft tijdens de COVID-19-periode meermaals voor problemen gezorgd, waarvan niet alleen de zorgverleners zelf maar ook de zorgvragers het slachtoffer zijn. We verwijzen hierbij naar o.a. de verdeling van het beschermingsmateriaal.
Daarnaast omschrijven de akkoorden de noodzaak om het opleidingsaanbod af te stemmen op de noden in het werkveld. Het financieringsdecreet van 14 maart 2008 heeft ervoor gezorgd dat de financiële meerwaarde voor iedere hogeschool sindsdien vervat was in voldoende in-, uit- en doorstroom. Dit grotere variabele gedeelte leidt vandaag tot concurrentie onder de hogescholen. De huidige financiering zet aan tot het promoten van populaire opleidingen (verhoogde instroom), zonder rekening te houden met het reeds bestaande overaanbod van sommige zorgverleners. De aanpassing van het opleidingsaanbod aan de behoeften op het werkveld is een absolute noodzaak die moet worden afgedwongen als we zoveel mogelijk zorgkapitaal willen opbouwen. We zijn ervan overtuigd dat er al veel inspanningen worden geleverd om onze zorg toegankelijk te houden en dat noodzakelijke innovaties en initiatieven voor een betere zorgkwaliteit niet uit de weg worden gegaan. Gezien de economische realiteit moeten we er in de eerste plaats voor zorgen dat de potentiële zorgcapaciteit niet opgebrand raakt door persoonlijke motieven en belangen te blijven verdedigen.
³ Brussel 10.10.2019 208/2283 C(2019)6697final